Ogenblikken vlucht ik van dit lichaam/ vloei ik langs het witte schuim/ met de vlucht van meeuwen.// Moeders stem ruist in de zee’, zijn een paar regels uit het openingsgedicht van de debuutbundel Mythen en Stoplichten, van Alara Adilow. Moeiteloos hanteert ze de taal op een virtuoze manier. Daarover zei ze in een interview in Vuurland: “Ik ben een estheet: het gaat mij ook om de schoonheid van taal, wat voor constructies en sensaties die allemaal kan voortbrengen.”
Adilow (1988) is dichter en auteur van Somalische afkomst. De in april dit jaar verschenen debuutbundel Mythen en Stoplichten, wordt beschreven als rauw en beeldend, over gender, queerness en het lichaam te willen ontvluchten.
Over haar debuut schreef Trouw lovend: “Het is een vreemd soort wereld waar Adilow de lezer in trekt, donker, fantastisch, grotesk, luguber. Religie speelt een rol, van traditionele rituelen (geestuitdrijvingen) tot een Mariaverschijning, er is sprake van hoererij, van seksuele fantasieën over de ‘mooiwitbillen’ van Mark Rutte, van dromen. En er klinkt verlangen, naar ‘een ruimte die mij niet uitsluit’. Wat Trouw betreft, is Mythen en Stoplichten een van de kandidaten voor de C. Buddingh-prijs van volgend jaar.